Zuid speelt 4Sch en na slag 10 is Zuid als leider aan slag in zijn hand. Zuid claimt de rest van de slagen met de woorden : “Ik maak Ru H en T en Sch T”. Hierop zegt West dat hij nog Sch 3 heeft en dat hij dan daarmee nog een slag maakt. De leider Zuid is het daar niet mee eens en zegt dat hij wel weet dat West nog een troef heeft en dat hij dat eerst zou trekken. Niet flauw doen zegt Zuid. Wat moet de geroepen wedstrijdleider doen ?
Antwoord:
De wedstrijdleider moet controleren wat de claimer gezegd heeft. Aangenomen dat er uit niets blijkt dat de leider aangegeven heeft dat hij/zij wist dat er nog een troef bij O/W was dan moet aangenomen worden dat de leider dat niet wist en in dit geval als eerste Ru H zou voorspelen en dan kan de West-speler introeven met Sch 3. Het is dan wel zo dat de leider dit zou zien en dan zou overtroeven met Sch 6. En dan maakt de leider weer alle drie de laatste slagen.
Dus de leider komt er in dit geval dan goed van af.
De claim was slecht en de leider heeft geluk gehad dat West nog een troef had en niet Oost. Waren de Oost / West -handen omgedraaid dan had de leider nu wel één slag moeten afstaan.
Beslissing moet dus zijn : de leider Zuid krijgt de laatste drie slagen.
Evert Angad-Gaur
Andere artikelen
Passen na denken en doubleren van partner
Passen na denken en doubleren van partner
Arbitrage hoek werkwijze
Parenwedstrijd in A-lijn...
